Ernstige fouten

Het verhaal van de rijinstructeur

Overtredingen van de 3de graad

1. Het niet naleven van de bevelen van een bevoegde agent;
2. Het niet verplaatsen van jouw voertuig op vraag van een bevoegde agent;
3. Het gebruiken van de linkerrijstrook op een rijbaan met een middenberm (rij altijd rechts, behalve in de bebouwde kom);
4. Het niet respecteren van het kruisen langs rechts (tenzij anders aangegeven door wegmarkeringen);
5. Onvoldoende zijdelingse afstand laten bij het kruisen;
6. Tegenliggers in gevaar brengen door een tram links in te halen (tram altijd rechts inhalen, tenzij anders vermeld);
7. Weggebruikers die zich op de berm bevinden in gevaar brengen door erop te rijden;
8. Versnellen of niet rechts aanhouden wanneer je wordt ingehaald;
9. Inhalen langs links zonder voldoende zicht;
10. Inhalen terwijl je zelf wordt ingehaald;
11. Geen voorrang verlenen aan tegenliggers bij het links afslaan;
12. Van richting veranderen zonder voorrang te verlenen aan bestuurders en voetgangers die zich op dezelfde weg bevinden;
13. Bij het veranderen van richting geen voorrang verlenen aan voetgangers die de rijbaan oversteken waarop je afslaat;
14. Voetgangers hinderen in een woonwijk (ter herinnering, de maximumsnelheid is er 20 km/u);
15. Elkaar in gevaar brengen op wegen die voorbehouden zijn voor voetgangers, fietsers en ruiters (hier geldt een maximumsnelheid van 30 km/u);
16. Sneller dan stapvoets rijden in een voetgangersgebied;
17. Sneller dan stapvoets rijden in een speelstraat;
18. Je lichten niet aanzetten als het donker wordt;
19. Geen gebruik maken van markeringslichten in het donker voor voertuigen breder dan 2,5 m;
20. Geen gebruik maken vaan een geschikt kinderbeveiligingssysteem. Voor het vervoer van een kind jonger dan 18 jaar en kleiner dan 1,35 m;
21. De weg niet vrijmaken wanneer een prioritair voertuig met sirene nadert;
22. Niet vertragen bij het naderen van een voertuig voor schoolvervoer;
23. Voetgangers op het voetpad in gevaar brengen;
24. Niet vertragen wanneer je langs een bus rijdt;
25. Niet stoppen om passagiers door te laten wanneer je langs de instapzijde rijdt van een voertuig voor openbaar vervoer;
26. Voetgangers niet de mogelijkheid geven om aan een normale snelheid over te steken;
27. Geen voorrang verlenen aan voetgangers die een beschermd kruispunt oprijden;
28. Het niet gehoorzamen van toezichthouders die kinderen begeleiden;
29. Een rij van kinderen onderbreken;
30. Een fietser of bromfietser inhalen met een zijdelingse afstand van minder dan één meter;
31. Een militaire kolonne, stoet of wielerwedstrijd onderbreken;
32. Niet stoppen bij het naderen van een wielerwedstrijd;
33. Het niet naleven van de veiligheidsrichtlijnen tijdens betogingen en wedstrijden;
34. Meer kinderen vervoeren dan er zitplaatsen beschikbaar zijn (met veiligheidsgordels);
35. Door het rood licht rijden;
36. Geen voorrang verlenen wanneer je bij een rood licht de richting volgt die aangegeven wordt door een groene pijl;
37. Op een rijstrook rijden, terwijl een verkeerslicht erboven er de toegang tot verbiedt;
38. Een weg met eenrichtingsverkeer in tegengestelde richting binnenrijden;
39. Inhalen wanneer het verboden is;
40. Over een witte doorlopende lijn rijden;
41. Overschrijden van een oranje lijn;
42. Het niet gebruiken van een erkend aangepast kinderbeveiligingssysteem.

Overtredingen van de 4de graad

1. Niet gehoorzamen wanneer een bevoegde persoon (bevoegde agent) beveelt om te stoppen;
2. Een bestuurder aanmoedigen om te snel te rijden;
3. Inhalen bij het naderen van de top van een heuvel of in een bocht waarin de zichtbaarheid onvoldoende is;
4. Een gesloten overweg oversteken;
5. Op een autosnelweg: achteruitrijden, dwarsverbindingen gebruiken of in de tegenovergestelde richting rijden (spookrijden);
6. Parkeren op een spoorwegovergang;
7. Racen op de openbare weg.